dinsdag 7 augustus 2012

Exodus 33: de bouw van de tabernakel

In Exodus 32 wordt verteld over het gouden stierkalf. Mozes is veertig dagen op de berg Horeb, en het volk wordt ongerust. Zij vragen Aäron een beeld te maken. Hij doet dat ook. Op die manier bedrijft het volk een grote zonde. Mozes straft ze voor deze zonde.
Nadat het gouden kalf is vernietigd, spreekt Mozes met God in de ontmoetingstent. Opnieuw is Mozes de middelaar. God vertelt Mozes namelijk dat Hij niet met het volk meegaat. God zal een engel meesturen. Maar zelf is Hij te verbitterd. Hij zou Zijn volk wel eens kunnen ombrengen in de woestijn.
Mozes spreekt God hierop aan. Hij wijst God op Zijn beloften. God lijkt hiervoor ontvankelijk. "Moet ik dan zelf meegaan om je gerust te stellen?" vraagt Hij. "Als u niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken. Hoe zou moeten blijken dat u mij goedgezind bent, mij en ook uw volk, tenzij u met ons meegaat? Alleen dan nemen wij een bijzondere plaats in onder de volken die de aarde bewonen."
God gaat overstag. En gaat met het volk mee. Maar eerst moeten de stenen tafelen opnieuw worden gemaakt.

*

Mozes maakt twee nieuwe platen. Daarmee gaat hij de Sinaï op. En weer blijft hij veertig dagen op de berg. Anders dan de eerste periode, schrijft God niet zelf de geboden op de stenen tafelen. Anders dan de eerste periode wordt het volk niet ongerust.
Sterker nog, in hoofdstuk 35 vraagt Mozes aan het volk om de sieraden en kostbare bezittingen. Deze moeten gebruikt worden voor de tabernakel. Zonder morren geeft het volk alles wat Mozes van ze vraagt. "Ieder die daartoe van harte bereid was..." zegt de Nieuwe Bijbelvertaling.
Verderop, in hoofdstuk 36, wordt de opmerking gemaakt dat er meer dan voldoende materiaal was om al het werk te kunnen uitvoeren. Ik vind dat opmerkelijk. Voor het gouden kalf was dus lang niet al het goud en zilver gebruikt. Er blijft nog zoveel over, dat zelfs voor de tabernakel-bouw ruimschoots voldoende materiaal wordt geleverd.
En dat terwijl Mozes voor de tweede keer anderhalve maand weg is. En dat terwijl voor de tweede keer in korte tijd een religieus "relikwie" gemaakt moet worden. Maar God overtreft bij die tweede keer in alle religiositeit de bedenksels van mensen.
God is niet in een beeld te vangen. Vang je hem wel in een beeld, heb je altijd te weinig. Voor wat God wel van je vraagt, is altijd voldoende. Ruim voldoende zelfs. En dat van spul wat je niet zelf hebt hoeven maken of verwerven. De Israëlieten hadden het goud, zilver en de kostbare stoffen ook van de Egyptenaren meegekregen.
Zo is God. Hij geeft ons overvloedig, om daar ook weer van uit te delen. Hij geeft aan wie Hem toebehoren, om het ontvangene ook weer door te geven. Je hoeft bij God niet op de kleintjes te letten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten