zondag 26 augustus 2012

De gezouten offers uit Leviticus

Het is maar één vers in Leviticus. Maar wel met een belangrijke boodschap. "Aan elk graanoffer moet zout worden toegevoegd: het zout, als teken voor het verbond met jullie God, mag bij het graanoffer niet ontbreken. Ook aan de andere offers moet het zout worden toegevoegd." (Lev. 3: 13)
Zout, offers, verbond met God. Het gaat hier niet om een ongezouten mening of voorschrift. Hier is meer aan de hand. Dit is één van die knipoogjes die God geeft richting het Nieuwe Testament. Niet groot of opvallend. Maar subtiel, zoals Hij dat vaker doet. Kijken wie het opvalt.
De opdracht is helder: aan elk offer moet zout worden toegevoegd. Geen enkel offer heeft van deze opdracht een vrijstelling. De kerk leert dat elke christen een levend offer is, als een welriekende geur die God behaagt. Als volgeling van het Grote Offer, dat voor ieder mens is gestorven. Elke gelovige moet dus zout toegevoegd krijgen.
Het is geen toeval dat Jezus Zijn leerlingen het zout der aarde noemt. Offer en zout zijn daarmee verstrengeld. Het levende offer is verzout, om zo een groter offer te zouten.
Zoiets kan niet letterlijk genomen worden. Waar het om gaat is dat God een verbond sluit met mensen. Het initiatief ligt bij God. Ook wat betreft het leven als een offer. Elk onderdeel van je leven, voor elk moment dat je in het Oude Testament een offer brengt, moet je zout toevoegen. Om het op smaak te brengen.
Om je leven zo vorm te geven, dat je het bijna kunt ruiken. Wie zó leeft, verliest geen kracht, wordt niet zouteloos en smakeloos. Maar leeft als een rechtvaardige tussen de heidenen. Om de heidenen tijd en gelegenheid te geven om ook te worden gezouten.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten