maandag 20 augustus 2012

De zegen van de tabernakel

Als Mozes veertig dagen op de berg Horeb is, wordt het volk ongerust. De Israëlieten vragen Aäron, Mozes' broer en de eerste hogepriester, om een beeld te maken. Aäron vraagt om het goud en zilver van de Hebreeën en maakt daar een gouden stierkalf van. Als hij ter verantwoording wordt geroepen, zegt Aäron dat hij het ook niet kon helpen. Het volk vroeg erom, en uit het vuur sprong zomaarf een gouden stier.
Mozes gooit woest de twee stenen tafelen kapot aan de voet van de berg. Een lugubere moordpartij volgt, waarbij familiebanden letterlijk worden stukgesneden. Ondanks de woede van Mozes en de toorn van God, gaan JHWH en de oudtestamentische middelaar toch door met het volk. Voorwaarts naar Jeruzalem.
Opmerkelijk is trouwens, dat bijna tussen haakjes wordt vermeld, dat het volk na deze actie geen sieraden meer droeg. God waarschuwde het volk daarvoor - geen sieraden, pas dan gaat Hij met het onhandelbare volk weer mee. De Joden zouden nog eens opnieuw in de verleiding komen om een afgodsbeeld te maken.
Mozes heeft van God de opdracht gekregen om de tabernakel te gaan maken. Een reizende ontmoetingstent. Mozes vraagt zijn volk om opnieuw kostbaar materiaal in te leveren. Goud, zilver, stoffen. Het bijzondere is dat het volk maar blijft komen met al die kostbare materialen. Alsof ze nooit een gouden kalf gemaakt. Mozes moet het volk zelfs manen tot terughoudendheid - er is ruim voldoende binnengebracht.
Als de tabernakel is gebouwd, en alle bijbehorende zaken, zoals de kleding van de (hoge)priesters, volgt een korte zin. "Toen Mozes zag dat de Israëlieten alles precies volgens de opdracht van de HEER hadden gemaakt, zegende hij hen." (Genesis 39: 43).
Gelukkig, er is hoop voor dit lastige volk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten