vrijdag 24 augustus 2012

Bijbelstudie 'Werk en bewonder'


Een paar weken geleden heb ik voor 'mijn' evangelisatie-project een Bijbelstudie gemaakt. Bij deze deel ik die Bijbelstudie. Ik meen dat anderen ook iets aan mijn verhaal kunnen hebben.

Allereerst een filmpje: Daniël Lohues - Ik zou wel eens willen weten
 


Daniël Lohues vertolkt 'Ik zou wel eens willen weten' van Jules de Corte.

Opmerkelijk is dat Lohues in deze ene minuut het laatste couplet zingt:


Ik zou wel eens willen weten, waarom zijn de mensen zo moe

Misschien door hun jachten en jagen

Of misschien door hun tienduizend vragen

En ze zijn al zo lang onderweg naar de vrede toe

Daarom zijn de mensen zo moe...



Lohues had dit ook niet kunnen doen, en een ander couplet kunnen kiezen.

Voor een antwoord op de vragen die gesteld worden: de Prediker. Een filosofisch-religieus boek. Gebruik van de Naardense Bijbelvertaling, een filosofisch getinte vertaling.



Het boek Prediker heeft meerdere thema's, onder meer werken en genieten. In de proloog (hoofdstuk 1) schetst de Prediker dat er geen hoop is op een verandering van het menselijk lot zoals we dat kennen. De wereld verandert niet, ondanks dat alles voortdurend in beweging is. Het is een illusie om te hopen dat een generatie iets nieuws tot stand kan brengen. Hij ontkent niet dat er veranderingen plaatsvinden. Er kan zelfs enige vooruitgang bestaan. In de tijd van Prediker vond een technologische en wetenschappelijke vooruitgang plaats, waar hij zelf aan heeft bijgedragen. Maar deze vooruitgang ten spijt, blijft het menselijk lot fundamenteel hetzelfde. Het blijft onbeduidend, frustrerend en teleurstellend, en de mens kan er niet aan ontsnappen.



Ik, Vergaader,

was in Jerzalem koning over Israël.

Ik had mijn hart erop gezet

om in de wijsheid te onderzoeken

en na te speuren

al wat er onder de hemelen wordt gedaan;

een kwalijke bezigheid is dat,

die God aan de kinderen van Adam

heeft gedaan

om zich daarmee bezig te houden!

Ik heb al het gedoe gezien

dat onder de zon wordt gedaan,-

en zie, het is allemaal ijdelheid

en najagen van wind.

(Prediker 1: 12 – 14, Naardense Bijbelvertaling)



Toen zei ik, ik in mijn hart:

ga tot mee,

ik zal je beproeven met vreugde:

zie het goede eens aan!-

maar zie, ook dat bleek ijdelheid. [ijdelheid, hèvèl in Hebreeuws, betekent 'een briesje wind' of meer overdrachtelijk 'nietigheid' of 'vergankelijkheid']

(Prediker 2: 1, Naardense Bijbelvertaling)



Drie verzen die herkenbaar zijn. Meedoen om de dingen van het leven te onderzoeken. Meedoen in het zwoegen onder de zon. Werken, vreugde (bewonderen?): het blijkt allemaal helaas weinig waard. Je hebt er niets aan, het is allemaal niet iets extra's.

In dit boek is geen duidelijke samenhang tussen wat de mens doet en de beloning of straf die daarop volgt. Iedereen treft hetzelfde lot. De mens kan geen invloed uitoefenen op geluk of ongeluk door het heft in eigen handen te nemen en naar Gods wil te leven.



Ik draaide en draaide, ik,

en bracht mijn hart tot vertwijfeling,-

over al het gezwoeg

waarmee ik gezwoegd heb onder de zon.

Want is er al een mens

wiens zwoegen leidt tot wijsheid,

kennis en geschiktheid,-

aan een mens

die er niet voor heeft gezwoegd

moet hij zijn deel overgeven;

ook dit is een ijlheid

en een groot kwaad.

Want wat krijgt de mens

voor al zijn zwoegen

en voor het streven van zijn hart,-

waarvoor hij zwoegt onder zon?

Want al zijn dagen

bestaan uit smarten

en ergernis is zijn enige bezigheid,

zelfs in de nacht

gaat zijn hart niet liggen;

ook dat is ijlheid, dat.

Er is geen groter goed voor de mens

dan dat hij eten zal en drinken,

en zijn ziel het goede zal doen zien

met zijn gezwoeg;

ook daarvan heb ik ingezien, ik,

dat dat uit de hand van God is;

want wie kan eten en wie ervan genieten

buiten hem om?-

want voor de mens die goed is

voor zijn aanschijn

zal hij geven: wijsheid, kennis en vreugde;

aan de zondaar zal hij de bezigheid geven

om in te zamelen en op te stapelen,

om dat te geven aan wie goed is

voor het aanschijn van God;

maar ook dát is ijlheid

en najagen van wind.

Voor alles is een uur,

er is een tijd voor alle behagen

onder de hemelen.

(Prediker 2: 20 – 3:1, Naardense Bijbelvertaling)



Prediker komt tot de conclusie dat de mens het eenvoudige en bescheiden geluk van alledag moet aangrijpen als trootsprijs (vs. 24, 25). Overgeleverd aan het lot dat ons is toebedeeld, moeten we dit kleine geluk als een gift van God en dus in het geloof aanvaarden. Het is echter een illusie om dit als het ultieme doel van het leven te zien, of als een manier om aan het lot te ontkomen. Predikers woorden zijn erop gericht om de dingen te relativeren: wijsheid is nuttig, en ons werk brengt voldoening, maar dit alles heeft zijn grenzen en gaat gepaard met verdriet en teleurstellingen. We moeten daarom leren het menselijk lot te aanvaarden zoals het is, terwijl we profiteren van wat het leven aan goeds in zich draagt. In dit opzicht is het een groot goed om in gehoorzaamheid aan God te leven.



Zoet is het licht,-

en goed is het voor de ogen

om de zon te zien.

Ja, als de mens vele jaren leeft

moet hij zich in die alle verheugen,-

en van de dagen der duisternis bedenken

dat zij vele zullen zijn:

al wat komt is ijlheid.

Verheug je, jongeman, in je jeugd

en doe je hart tegoed

in de dagen van je jongelingschap;

volg de wegen van je hart

en wat je ogen zien,-

weet

dat God over dit alles

jou zal doen komen in het gericht;

verwijder verdriet uit je hart

en laat kwaad aan je lijf voorbijgaan;

want jeugd en morgenglans zijn ijl.

Gedenk je schepper

in de dagen van je jongelingschap,-

zolang nog niet komen

de dagen van het kwaad

en jou bereiken

jaren waarvan je moet zeggen:

die bevallen me niets!-

(Prediker 11: 7 – 12:1, Naardense Bijbelvertaling)



Het slotwoord van al wat je hebt gehoord is:

vrees God en bewaak zijn geboden!,

want dat geldt heel de mensheid.

Want al wat gedaan wordt

zal God doen komen in het gericht

over al het verborgene,-

hetzij goed hetzij kwaad.

(Prediker 12: 13, 14, Naardense Bijbelvertaling)

Kijk om je heen. Hoeveel van de gasten bij de Witte Tent zwoegen ook niet om gelukkig te zijn? Wie van de gasten leeft onder het juk van het moeten presteren, de druk van het moeten? Misschien zijn veel gasten gewoon moe van het zichzelf moéten zijn.


Mattheüs 11: 28 – 30

Kom tot mij, allen,

die vermoeid en belast zijt,

en ik zal u rust geven!

Neem mijn juk op u

en leert van mij

dat ik zachtmoedig ben

en nederig van hart,

en ge zult rust vinden

voor uw zielen


Mattheüs 14: 13, 14

Als Jezus het hoort [van de dood van Johannes]

neemt hij de wijk daarvandaan,

in een boot naar een plek in de woestijn

om op zichzelf te zijn.

De scharen die daarvan horen

volgen hem vanuit de steden te voet.

Als hij uitstapt

ziet hij een grote schare,

en is om hen bewogen;

hij geneest hun arme drommels.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten