Een
paar weken geleden heb ik voor 'mijn' evangelisatie-project een
Bijbelstudie gemaakt. Bij deze deel ik die Bijbelstudie. Ik meen dat
anderen ook iets aan mijn verhaal kunnen hebben.
Allereerst
een filmpje: Daniël Lohues - Ik zou wel eens willen weten
Daniël
Lohues vertolkt 'Ik zou wel eens willen weten' van Jules de Corte.
Opmerkelijk
is dat Lohues in deze ene minuut het laatste couplet zingt:
Ik zou wel eens willen
weten, waarom zijn de mensen zo moe
Misschien door hun
jachten en jagen
Of misschien door hun
tienduizend vragen
En ze zijn al zo lang
onderweg naar de vrede toe
Daarom
zijn de mensen zo moe...
Lohues had dit ook niet kunnen doen, en een ander couplet kunnen
kiezen.
Voor een antwoord op de vragen die gesteld worden: de Prediker. Een
filosofisch-religieus boek. Gebruik van de Naardense Bijbelvertaling,
een filosofisch getinte vertaling.
Het boek Prediker heeft meerdere thema's, onder meer werken en
genieten. In de proloog (hoofdstuk 1) schetst de Prediker dat er geen
hoop is op een verandering van het menselijk lot zoals we dat kennen.
De wereld verandert niet, ondanks dat alles voortdurend in beweging
is. Het is een illusie om te hopen dat een generatie iets nieuws tot
stand kan brengen. Hij ontkent niet dat er veranderingen
plaatsvinden. Er kan zelfs enige vooruitgang bestaan. In de tijd van
Prediker vond een technologische en wetenschappelijke vooruitgang
plaats, waar hij zelf aan heeft bijgedragen. Maar deze vooruitgang
ten spijt, blijft het menselijk lot fundamenteel hetzelfde. Het
blijft onbeduidend, frustrerend en teleurstellend, en de mens kan er
niet aan ontsnappen.
Ik,
Vergaader,
was
in Jerzalem koning over Israël.
Ik
had mijn hart erop gezet
om
in de wijsheid te onderzoeken
en
na te speuren
al
wat er onder de hemelen wordt gedaan;
een
kwalijke bezigheid is dat,
die
God aan de kinderen van Adam
heeft
gedaan
om
zich daarmee bezig te houden!
Ik
heb al het gedoe gezien
dat
onder de zon wordt gedaan,-
en
zie, het is allemaal ijdelheid
en
najagen van wind.
(Prediker 1: 12 – 14, Naardense Bijbelvertaling)
Toen
zei ik, ik in mijn hart:
ga
tot mee,
ik
zal je beproeven met vreugde:
zie
het goede eens aan!-
maar
zie, ook dat bleek ijdelheid. [ijdelheid,
hèvèl in Hebreeuws, betekent 'een briesje wind' of meer
overdrachtelijk 'nietigheid' of 'vergankelijkheid']
(Prediker 2: 1, Naardense Bijbelvertaling)
Drie verzen die herkenbaar zijn. Meedoen om de dingen van het leven
te onderzoeken. Meedoen in het zwoegen onder de zon. Werken, vreugde
(bewonderen?): het blijkt allemaal helaas weinig waard. Je hebt er
niets aan, het is allemaal niet iets extra's.
In dit boek is geen duidelijke samenhang tussen wat de mens doet en
de beloning of straf die daarop volgt. Iedereen treft hetzelfde lot.
De mens kan geen invloed uitoefenen op geluk of ongeluk door het heft
in eigen handen te nemen en naar Gods wil te leven.
Ik
draaide en draaide, ik,
en
bracht mijn hart tot vertwijfeling,-
over
al het gezwoeg
waarmee
ik gezwoegd heb onder de zon.
Want
is er al een mens
wiens
zwoegen leidt tot wijsheid,
kennis
en geschiktheid,-
aan
een mens
die
er niet voor heeft gezwoegd
moet
hij zijn deel overgeven;
ook
dit is een ijlheid
en
een groot kwaad.
Want
wat krijgt de mens
voor
al zijn zwoegen
en
voor het streven van zijn hart,-
waarvoor
hij zwoegt onder zon?
Want
al zijn dagen
bestaan
uit smarten
en
ergernis is zijn enige bezigheid,
zelfs
in de nacht
gaat
zijn hart niet liggen;
ook
dat is ijlheid, dat.
Er
is geen groter goed voor de mens
dan
dat hij eten zal en drinken,
en
zijn ziel het goede zal doen zien
met
zijn gezwoeg;
ook
daarvan heb ik ingezien, ik,
dat
dat uit de hand van God is;
want
wie kan eten en wie ervan genieten
buiten
hem om?-
want
voor de mens die goed is
voor
zijn aanschijn
zal
hij geven: wijsheid, kennis en vreugde;
aan
de zondaar zal hij de bezigheid geven
om
in te zamelen en op te stapelen,
om
dat te geven aan wie goed is
voor
het aanschijn van God;
maar
ook dát is ijlheid
en
najagen van wind.
Voor
alles is een uur,
er
is een tijd voor alle behagen
onder
de hemelen.
(Prediker 2: 20 – 3:1, Naardense Bijbelvertaling)
Prediker komt tot de conclusie dat de mens het eenvoudige en
bescheiden geluk van alledag moet aangrijpen als trootsprijs (vs. 24,
25). Overgeleverd aan het lot dat ons is toebedeeld, moeten we dit
kleine geluk als een gift van God en dus in het geloof aanvaarden.
Het is echter een illusie om dit als het ultieme doel van het leven
te zien, of als een manier om aan het lot te ontkomen. Predikers
woorden zijn erop gericht om de dingen te relativeren: wijsheid is
nuttig, en ons werk brengt voldoening, maar dit alles heeft zijn
grenzen en gaat gepaard met verdriet en teleurstellingen. We moeten
daarom leren het menselijk lot te aanvaarden zoals het is, terwijl we
profiteren van wat het leven aan goeds in zich draagt. In dit opzicht
is het een groot goed om in gehoorzaamheid aan God te leven.
Zoet is het licht,-
en goed is het voor de ogen
om de zon te zien.
Ja, als de mens vele jaren leeft
moet hij zich in die alle verheugen,-
en van de dagen der duisternis bedenken
dat zij vele zullen zijn:
al wat komt is ijlheid.
Verheug je, jongeman, in je jeugd
en doe je hart tegoed
in de dagen van je jongelingschap;
volg de wegen van je hart
en wat je ogen zien,-
weet
dat God over dit alles
jou zal doen komen in het gericht;
verwijder verdriet uit je hart
en laat kwaad aan je lijf voorbijgaan;
want jeugd en morgenglans zijn ijl.
Gedenk je schepper
in de dagen van je jongelingschap,-
zolang nog niet komen
de dagen van het kwaad
en jou bereiken
jaren waarvan je moet zeggen:
die bevallen me niets!-
(Prediker 11: 7 – 12:1, Naardense Bijbelvertaling)
Het slotwoord van al wat je hebt gehoord is:
vrees God en bewaak zijn geboden!,
want dat geldt heel de mensheid.
Want al wat gedaan wordt
zal God doen komen in het gericht
over al het verborgene,-
hetzij goed hetzij kwaad.
(Prediker 12: 13, 14, Naardense Bijbelvertaling)
Kijk om je heen. Hoeveel van de gasten bij de Witte Tent zwoegen ook
niet om gelukkig te zijn? Wie van de gasten leeft onder het juk van
het moeten presteren, de druk van het moeten? Misschien zijn veel
gasten gewoon moe van het zichzelf moéten zijn.
Mattheüs 11: 28 – 30
Kom tot mij, allen,
die vermoeid en belast zijt,
en ik zal u rust geven!
Neem mijn juk op u
en leert van mij
dat ik zachtmoedig ben
en nederig van hart,
en ge zult rust vinden
voor uw zielen
Mattheüs 14: 13, 14
Als
Jezus het hoort [van
de dood van Johannes]
neemt hij de wijk daarvandaan,
in een boot naar een plek in de woestijn
om op zichzelf te zijn.
De scharen die daarvan horen
volgen hem vanuit de steden te voet.
Als hij uitstapt
ziet hij een grote schare,
en is om hen bewogen;
hij geneest hun arme drommels.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten