Zo vriendelijk en veilig als het licht
zo als een mantel om mij heen geslagen
zo is mijn God, ik zoek zijn aangezicht;
ik roep zijn naam, bestorm hem met mijn
vragen,
dat Hij mij maakt, dat Hij mijn wezen
richt.
Wil mij behoeden en op handen dragen.
Want waar ben ik, als Gij niet wijd en
zijd
waakt over mij en over al mijn gangen.
Wie zou ik worden, waart Gij niet bereid
om, als ik val, mij telkens op te vangen.
Ik leef niet echt, als Gij niet met mij
zijt.
Ik moet in lief en leed naar U
verlangen.
Spreek Gij het woord dat mij
vertroosting geeft
dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede.
Ontsteek die vreugde die geen einde
heeft,
Wil alle liefde aan uw mens besteden.
Wees Gij vandaag mijn brood zowaar Gij
leeft –
Gij zijt toch zelf de ziel van mijn
gebeden.
© 2006, Gereformeerd Kerkboek (GKv)
Tekst: Huub Oosterhuis, muziek: Bernard
Huijbers
Geen opmerkingen:
Een reactie posten